Woorden en begrippenlijst skischoenen

abductionn. The movement of your it foot away from the midline of your body during pronation.

abductie wanneer er vanuit de neutrale uitgangshouding (de anatomische houding) een beweging wordt uitgevoerd waarbij een ledemaat in het frontale vlak om de sagittale as draait en van het lichaam af wordt bewogen.

Achilles’ tendonn. The major tendon at the back of your ankle that connects the major muscles of your calf (gastrocnemius and soleus) to your heel bone (calcaneus). When you contract (shorten) your calf muscles, your Achilles’ Tendon  extends your foot. (note – your Achilles tendon can become inflamed through improper support or improper foot alignment.)

Achillespees De grote pees aan de achterkant van de enkel laat de belangrijkste spieren van de kuit (gastrocnemius en soleus) aansluiten op het hielbeen (calcaneus). Het aantrekken van de kuitspieren, zorgt voor strekken van de voet. (Let op – de achillespees kan ontsteken door ongepaste ondersteuning of door onjuiste voet uitlijning.)

adductionn. The movement of your foot toward the midline of your body during supination.

adductie en. De beweging van je voet in de richting van de middellijn van het lichaam tijdens supinatie.

anatomical positionn. Standing upright, with your feet together, arms by your sides and palms forward.

anatomische positie. Rechtop staan, met je voeten bij elkaar, armen langs je lichaam en de handpalmen naar voren.

ankylosis n. Destruction of a joint, resulting in a total loss of movement.

ankylose en. Vernietiging van een gewricht, wat resulteert in een totaal verlies van beweging.

anterior. To the front of the body (in the anatomical position.)

anterior, voorste. Aan de voorkant van het lichaam (in de anatomische positie.)

ASTMn. American Society of Testing and Materials. A group that standardizes the testing and measurements used in science.

ASTM n. American Society of Testing and Materials. Een groep die testen en metingen standariseert voor het gebruik in de wetenschap.

arch n. The bow-like upward curve on the bottom of your midfoot.

boog n. De boog-achtige opwaartse curve aan de onderkant van de middenvoet.

atrophyn. Loss of bulk, especially of a muscle.

atrofie en. Verlies van massa, in het bijzonder van een spier.

biofeedback n. Allowing a person to see how well they are performing a task, so that they can make immediate improvements.

biofeedback n. Het toestaan van een persoon om te zien hoe goed ze zijn in het uitvoeren van een taak, zodat ze directe verbeteringen kunnen maken

biomechanics n. The mechanics of body function. The investigation of biological systems through the application of mechanical laws and principles. The investigative study of motion and the effects of both internal and external forces that occur during the actions performed by living organisms. The study of external forces acting upon the mechanical and biological components of an organism as they relate to some life function. For example, studying how the bones, muscles, tendons, and ligaments in your foot interact when you run.

biomechanica n. De mechanica van lichaamsfuncties. Het onderzoek naar biologische systemen door de toepassing van mechanische wetten en principes. De onderzoekende studie van de beweging en de effecten van zowel interne als externe krachten die optreden tijdens de uitgevoerde acties van levende organismen. De studie van uitwendige krachten op de mechanische en biologische componenten van een organisme zij betrekking hebben op een aantal levensfunctie. Bijvoorbeeld, bestuderen hoe de botten, spieren, pezen en ligamenten in je voet op elkaar inwerken wanneer je loopt.

bunion n. A deformity affecting the big toe that forces the joint to point away from the midline of the body.

knobbel . Een misvorming die invloed heeft op de grote teen en het teengewricht dwingt om weg te wijzen van de middellijn van het lichaam.

butterfly diagram n. A graph displaying ground reaction forces during the gait cycle.

vlinder diagram n. Een grafische weergave van grondreactiekrachten tijdens de voetafwikkeling.

cadence n. The number of steps (not strides) in a given time.

cadans n. Het aantal stappen (niet passen) in een bepaalde tijd.

calcaneusn. Your heel bone.

calcaneus in.  hielbeen.

calf sizen.  The size of your calf muscle.  Two things determine how a boot will fit your lower leg: the size of your calf muscle, and the point where your calf muscle attaches to your leg.  If your calf muscle is lower than most people, you will be most comfortable in a boot that fits a larger calf.

kuitomvang n. De grootte van uw kuitspier. Twee dingen bepalen hoe een skischoen om uw onderbeen zal passen: de grootte van uw kuitspier en het punt waar je kuitspier hecht aan het onderbeen. Als uw kuitspier lager is dan de meeste mensen, zal u het meest comfort vinden in een skischoen die een ruime en lage manchette heeft.

calibration anglen.  The measurement of a reference angle.  Calibration angles for supination and pronation are taken while you are standing still. The most common condition is a slightly positive angle (supination. )

kalibratie hoek n. De meting van een referentiehoek. Kalibratie hoeken voor supinatie en pronatie worden genomen terwijl je stilstaat. De meest voorkomende aandoening is een licht positief hoek (supinatie.)

callusn. An area where the skin has thickened and become hard. Usually caused by friction against your footwear. Calluses are a good indication of too much pressure on an area.

eelt n. Een gebied waar de huid verdikt en hard is geworden. Meestal veroorzaakt door wrijving tegen je schoenen. Eelt is een goede indicatie van te veel druk op een gebied.

cantn.  A slanting or tilted lateral position. The side to side angle of your ski on the snow or your foot on the ground;  “Canting” or “adjusting the cant”  allows your skis or your feet to rest perfectly flat on the ground when you’re in your normal stance.  Without canting most skiers’ and golfers’ weight is incorrectly balanced over either the outside or inside edges of their skis or shoes.

cant n. Een schuine of verhoogde laterale positie. “Canting” of “het aanpassen van de cant” van de ski’s, laat uw voeten perfect plat op de grond rusten als in een normale houding. Zonder “canting” zal het gewicht van de meeste skiërs onjuist boven ofwel binnen of buiten de randen van hun ski’s of schoenen balanceren.

cartilagen. Gristle; White elastic tissue found around your joints.

kraakbeen . Wit elastische weefsel gevonden in gewrichten.

center of gravity (CG) n.  The point within an object at which the mass of the object is concentrated. The point in your body through which gravitational forces pass.  Your center of weight. Your sway. The net location of your body’s weight in a vertical direction. The weighted average of the center of gravity of each of your body segments. The terms center of gravity (CG) and center of pressure (CP) are often confused or incorrectly interchanged. Your center of gravity is totally independent of your body’s velocity and acceleration. Your center of pressure includes your body’s velocity and acceleration.

zwaartepunt (COG) n. Het punt binnen een object, waarbij de massa van het object is geconcentreerd. Het punt in je lichaam waardoor gravitationele krachten passeren. Uw centrum van gewicht. Uw heerschappij. Het netto locatie van het gewicht van uw lichaam in een verticale richting. Het gewogen gemiddelde van het zwaartepunt van elk van lichaamssegmenten. De voorwaarden zwaartepunt (COG) drukpunt (COP) zijn vaak verward of verkeerd verwisseld. Je zwaartepunt is volledig onafhankelijk van de snelheid en versnelling van uw lichaam. Het centrum van de druk omvat snelheid en versnelling van het lichaam.

center of pressure (CP) n. The weighted average and location of your body’s downward forces, such as during heel strike. Your neuromuscular response to imbalances in your center of gravity. The location of the vertical ground reaction force vector, as recorded by a force platform. The point beneath your foot through which the ground reaction force is passing.

centrum van druk (COP) n. De gewogen gemiddelde locatie van de neerwaartse krachten van een lichaam, zoals een hiel landing. Een neuromusculaire reactie op onevenwichtigheden in het centrum van de zwaartekracht. De locatie van de verticale grond reactie kracht vector, zoals opgetekend door een kracht platform. Het punt onder je voet, waardoor de grond reactie kracht gaat.

cinematographics n. Filming an event or process that occurs very fast, then slowing it down and analyzing it. (usually with 16 mm film at a rate greater than 200 frames per second)

Filcamera n. Het filmen van een gebeurtenis of een proces dat zeer snel gebeurt, dan vertragen en analyseren. (Meestal met 16 mm film met een snelheid van meer dan 200 frames per seconde).

concentric contraction n. Muscle contraction in which the muscle gets shorter as it develops tension.

concentrische contractie in. Spiercontractie waarin de spier wordt korter als deze spanning ontwikkelt

contracture n. A reduction in the range of motion of a joint, due to restriction by inelastic connective tissue.

contractuur. Een vermindering van het bewegingsbereik van een gewricht, vanwege  inelastisch bindweefsel

corn n. 1. An area of thickened skin on the toes.  Usually caused by pressure points in footwear.

likdoorns n. 1. Een gebied van verdikte huid op de tenen. Meestal veroorzaakt door drukpunten in schoeisel.

corn n. 2. Spring snow.

maïssneeuw n. Voorjaar sneeuw, korrels sneeuw en ijs.

countern. The sculpted-out area at the base of the back of the orthotic surrounding your heel. The orthotic’s well defined, rigid heel pocket provides a secure fit, keeping your foot from sliding front to back. The heel counter provides rear stability and shock absorption, significantly reducing muscle load during heel strike. Additionally, it decreases your levels of excess pronation, resulting in much greater stability and stronger push-off. The sculpted-out area at the base of the back of the footwear; The better defined the heel pocket, the more secure the fit. A snug fit at the instep and heel pocket helps keep your foot from sliding front to back.

kuip n. Een opstaande rand in het gebied aan de onderkant en achterkant van de orthese rond de hiel. De orthopedische zool gedefinieerd; stijve hiel pocket biedt een veilige pasvorm en houdt de voet op de plaats. De hiel kuip biedt stabiliteit en schokdemping, zorgt voor significant minder belasting van de spier spanning op de hiel. Bovendien vermindert een goede kuip overtollige pronatie, waardoor een grotere stabiliteit en sterker afzet. De gebeeldhouwde-out gebied aan de onderkant van de achterkant van de schoenen; Hoe beter de hiel pocket, des te beter is de pasvorm. Een goede pasvorm op de wreef en hiel zorgt ervoor dat de voet niet schuift van voor en achter.

couple n. Two parallel forces acting in opposite directions, which combine to produce a turning effect or rotation.

koppel n. Twee parallelle krachten die in tegengestelde richting, die samen een keerpunt effect of rotatie te produceren.

coupling n. Due to the alignment of a joint, movement in one direction automatically produces movement in another direction, known as coupling.

tegen rotatie n. Door alignment van een gewricht, gaat de aanpassing van een gezamenlijke beweging in één richting dan veranderd automatisch de beweging in een andere richting.

coxa vara n. Abnormal angulation of the upper end of the femur, making the femoral neck too horizontal.

coxa vara en. Abnormale angulatie van het boveneinde van de femur, waardoor de femorale hals te horizontaal staat.

cuffn. The Part of the shell that surrounds your ankle and lower leg.

manchet n. Het deel van de skischoen die je enkel en onderbeen omringt.

cutv. Quickly changing your lateral direction. Cutting causes tremendous friction against the surface on which the cut takes place, and generates forces that are several times your body weight.

gesneden bocht v. Snel wijzigen van uw zijwaartse richting. Cutting veroorzaakt enorme wrijving tegen het oppervlak waarop de cut plaatsvindt, en genereert krachten die een paar keer uw lichaamsgewicht zijn (G-Krachten).

cycle time n. The time taken to complete a single gait cycle.

cyclustijd. De tijd die nodig is om één gang te voltooien.

deep n. Far from the surface.

deep  Ver van het oppervlak.

determinants of gait n. The 6 strategies used to minimize energy consumption in normal gait. 6 optimizations used to minimize the excursions of the center of gravity in normal gait: pelvic rotation, pelvic obliquity, knee flexion, ankle mechanism, foot mechanism, and lateral displacement of the body.

determinanten van de gang n. De 6 strategieën die worden gebruikt om het energieverbruik in de normale gang te minimaliseren. 6 optimalisaties gebruikt om de uitwijkingen van het zwaartepunt in de normale gang minimaliseren: bekkenrotatie, bekkenscheefstand, kniebuiging, enkel mechanisme voet mechanisme en laterale verplaatsing van het lichaam.

digitize n. To store information in a format that a computer can understand.  To translate a photographic or video image into a computerized format.  To capture the coordinates of markers placed on your body for motion analysis

digitaliseren n. Om informatie op te slaan in een formaat dat een computer kan begrijpen. Om een fotografisch of videobeeld vertalen in een geautomatiseerd formaat. Om de coördinaten van markers geplaatst op uw lichaam voor bewegingsanalyse vastleggen

distal n. Situated away from the point of origin. Directed away from the midpoint of the body.

distaal Het lichaamsonderdeel ligt verder van het centrum van het lichaam af dan een ander lichaamsonderdeel.

dorsaln. Pertaining to or situated on the back.

dorsaal n. Met betrekking tot of gelegen aan de achterzijde.

dorsiflexionn. To bend backward. Movement of the foot towards the knee.

dorsaalflexie n. Achteruit buigen. Beweging van de voet naar de knie.

dorsiflexorn. A muscle that bends a body part backward at the joint.

dorsiflexor n. Een spier die een lichaamsdeel naar achteren buigt aan het gewricht.

dorsum n. The upper surface of the foot.

dorsum n. Het bovenoppervlak van de voet, wreef.

double support n. The period in the walking gait cycle in which both feet are on the ground, one in loading response, and one in pre-swing.

dubbele steun n. De periode in de lopende de gang cyclus waarin beide voeten op de grond zijn, een voet in belastingsrespons, en één voet in de pre-swing.

eccentric contraction n. Muscle contraction in which the external force overpowers the muscle so that it gets longer.

electrogoniometer n. A device that is positioned across a joint and puts out a continuous electrical signal describing the angle of the joint.

electrogoniometer n. Een apparaat dat is gepositioneerd over een gewrichten en zendt  een continu elektrisch signaal voor het beschrijven van de hoek van het gewricht

Om electromyogram (EMG)n. Recording of the electrical activity of a muscle.

elektromyograaf (EMG)  Opnemen van de elektrische activiteit van een spier.

etiologyn. The study of the causes of ailments.  The cause of origin of a disease.

etiologie n. De studie naar de oorzaken van ziekten. De oorzaak van een ziekte.

EVA  n. Ethyline Vinyl Acetate; A dense, industrial grade, durable, flexible, shock absorbing, nontoxic copolymer that is used extensively in the manufacture of medical devices and sporting equipment, such as wheels, exercise mats, and insoles. EVA is the most common material used to make the mid-soles of athletic shoes. Copolymers of the polyolefins (polypropylene) family derived from random copolymerization of acetate and ethylene.

EVA n. Ethyleen Vinyl Acetaat; Een dichte, industriële kwaliteit, duurzame, flexibele, schokabsorberende, toxisch polymeer dat op grote schaal wordt gebruikt bij de vervaardiging van medische hulpmiddelen en sportartikelen, zoals wielen, oefenmatten en inlegzolen. EVA is het meest voorkomende materiaal dat wordt gebruikt om de tussen zool  van sportschoenen te maken. Copolymeren van polyolefinen (polypropyleen) familie afgeleid van willekeurige Co polymerisatie van vinylacetaat en ethyleen.

eversionn. The turning out of the sole of your foot during pronation. The internal rotation about the long axis of the foot.

eversie n. Het draaien van de zool van je voet tijdens pronatie. De interne rotatie om de lengteas van de voet.

extendv. To stretch out or hold out a part of the body.

verlengen uit te strekken of te houden uit een deel van het lichaam.

extensorn. A muscle that straightens a part of your body.   Extensor movements most commonly push your body away from the ground.

extensor n. Een spier die een deel van je lichaam rechtzet. Extensor bewegingen duwen het meest uw lichaam weg van het ondersteunend oppervlak.

feet adjacent n. Event in the swing phase of the gait cycle when the foot of the swinging leg passes the supporting foot.

voeten naast elkaar n. moment in de swing fase van de loopcyclus wanneer de voet van het swingende been de ondersteunende voet passeert.

fibulan. The outer, thinner bone that runs alongside your shin bone from your knee to your ankle.

fibula, kuitbeen, Het buitenste ( laterale), dunnere bot dat naast uw scheenbeen van de knie naar de enkel loopt.

flat foot n. A foot with a sunken/ fallen arch.

platvoeten in.  Platypodie, Bij platvoeten ( pes planus) is de voetboog zodanig verzakt dat de voetboog gedeeltelijk of geheel op de grond rust.

flexv. To Bend a part of your body at a joint. When you bend your arm or knee at the joint, you flex it.

flex of. Een deel van je lichaam buigen ter hoogte van een gewricht. Wanneer u uw arm of knie te buigt, dan flext u het gewricht.

flexn. The stiffness of footwear. The footwear’s resistance to bending.  Stiffer footwear responds faster to your movements, but is less tolerant of imperfect technique.

flex n. De stijfheid van schoeisel. De skischoen buigweerstand. Stijvere schoenen reageren sneller op bewegingen, maar zijn minder tolerant bij onvolmaakte skitechniek.

flexion contracture n. Condition in which contraction of soft tissues prevent a joint from fully extending.

Flexie contractuur n. Aandoening waarbij samentrekking van zachte weefsels voorkomt dat een gewricht volledig kan overstrekken.

flexorn. A muscle that causes bending at a joint. Flexor moments most commonly bring your body toward the ground.

flexor n. Een spier die buiging veroorzaakt in een gewricht. Flexie bewegingen brengen meestal het lichaam naar de grond, ondersteunend oppervlak.

float phasen. – The non-contact phase of the running gait cycle when neither foot is in contact with the ground.

zweef fase n. – De contactloze fase van de loopcyclus waarbij geen voet contact heeft met de grond of ondersteunend oppervlak.

foot flat n. Point in the stance phase of the gait cycle at which the forefoot contacts the ground, when initial contact has been made by the heel.

steun fase n. Punt in de standfase van de loopcyclus waarbij de voorvoet de grond raakt, wanneer het eerste contact is gemaakt door de hiel.

foot slap n. Abrupt and audible lowering of the foot following initial heel strike.

voet klap n. primaire klap. Abrupt en hoorbare verlaging van de voet na de eerste hiel landing.

foot striken.  Also known as heel impact, heel strike or initial contact. The first major motion in the gait cycle. When your heel first contacts the ground. Marks the transition from swing phase to stance phase.

Landingsfase n. Ook bekend als hiel impact of het eerste contact. De eerste grote beweging in de voetafwikkeling. Wanneer uw hiel eerste contacten de grond. Markeert de over gang van zwaaifase naar standfase.

force platformn. A surface consisting of force transducers, amplifiers, and recording devices that measure the forces of human movement.  The most commonly measured components include not only vertical forces, but also anterior-posterior and medial-lateral forces. Used to measure ground reaction forces.

kracht platform n. digitale drukmat Een oppervlakte bestaande uit krachtopnemers, versterkers en opnameapparaten die de krachten van de menselijke beweging meten. De meest gemeten bestanddelen omvatten niet alleen verticale krachten, maar ook anterior-posterior en mediaal-laterale krachten. Gebruikt om grondreactie krachten te meten.

force transducern. A device that measures forces during human movement. Types of force transducers include include strain gauge, piezoelectric,  piezoresistive, and capacitive modules.

kracht meter n. Een apparaat dat krachten meet tijdens de menselijke beweging. De typen krachtopnemers omvatten onder meer spanningsmeter, piëzo-elektrische, piëzo-resistieve en capacitieve modules

forefootn. The front part of your foot; The ball of your foot; The widest part of your foot. The foot’s five metatarsal bones and toes.

voorvoet n. Het voorste deel van je voet; De bal van je voet; Het breedste deel van je voet. De voorvoet; vijf middenvoetsbeentjes en tenen.

forgivenessn. The extent to which footwear allows you to make technical mistakes without penalizing you for it (transmitting the inappropriate maneuvers to the ground or skis.)

vergevings marge n. De marge waarin schoeisel u technische fouten laat maken, zonder consequenties daarvoor (overdragen van de ongepaste manoeuvres op de grond of ski’s.)

free body diagram (FBD) n. A sketch or diagram illustrating all of the forces and moments acting on a system or subsystem.

illustratie diagram n. Een schets of een diagram van alle krachten en momenten die op een systeem of subsysteem in werken.

gaitn. Your manner or style of walking, stepping or running.

gang in. Uw manier of stijl van lopen, het stappen of hardlopen.

gait cyclen. The time interval between two successive occurrences of one of the repetitive events of walking (usually initial contact on one side.)

gang patroon n. Het tijdsinterval tussen twee opeenvolgende fases van een herhalende beweging zoals lopen (meestal het eerste contact aan een zijde).

ground reaction forcen. The upward force applied by the ground to the foot, in response to the downward force applied by the foot to the ground. A common measurement taken by a force platform.

grond reactiekracht. De opwaartse kracht van de grond op de voet, in reactie op de neerwaartse kracht van de voet op de grond. Een gemeenschappelijke meting uitgevoerd door een kracht platform.

halluxn. Your big toe.

hallux n. Je grote teen.

heel pocket or heel counter n. The sculpted-out area at the base of the back of the orthotic surrounding your heel. The orthotic’s well defined, rigid heel pocket provides a secure fit, keeping your foot from sliding front to back. The heel counter provides rear stability and shock absorption, significantly reducing muscle load during heel strike. Additionally, it decreases your levels of excess pronation, resulting in much greater stability and stronger push-off. The sculpted-out area at the base of the back of the footwear; The better defined the heel pocket, the more secure the fit. A snug fit at the instep and heel pocket helps keep your foot from sliding front to back.

Hiel kap of Contrefort. kuip n. Een opstaande rand in het gebied aan de onderkant en achterkant van de orthese rond de hiel. De orthopedische zool gedefinieerd; stijve hiel pocket biedt een veilige pasvorm en houdt de voet op de plaats. De hiel kuip biedt stabiliteit en schokdemping, zorgt voor significant minder belasting van de spier spanning op de hiel. Bovendien vermindert een goede kuip overtollige pronatie, waardoor een grotere stabiliteit en sterker afzet. De gebeeldhouwde-out gebied aan de onderkant van de achterkant van de schoenen; Hoe beter de hiel pocket, des te beter is de pasvorm. Een goede pasvorm op de wreef en hiel zorgt ervoor dat de voet niet schuift van voor en achter

heel risen. Event in the stance phase of the gait cycle at which the heel lifts away from the supporting surface.

hiel sprong n. Gebeurtenis in de standfase van de loopcyclus waarbij de hiel weg gaat van het steunvlak.

heel striken.  Also known as heel impact or foot strike. The first major motion in the gait cycle. When your heel first touches the ground. Marks the transition from swing phase to stance phase.  When your foot is absorbing shock and adapting to the angle and friction of the ground surface. The first sub-phase of the gait cycle’s stance phase.

hak landing. Ook wel bekend als de hiel landing of voet landing. De eerste grote beweging in de voetafwikkeling. De hiel raakt als eerst de grond. Markeert de overgang van zwaai fase naar standfase. De hak absorbeert schokken en reageert op de hoek en de wrijving van het grondoppervlak. De eerste sub-fase in het looppatroon van de loop cyclus naar steunfase.

high speed video cameran. Filming an event or process that occurs very fast, then slowing it down and analysing it. (usually at a rate between 30 and 10,000 images per second. Many of today’s high speed video cameras can automatically digitize the data.

high speed video camera n. Het filmen van een gebeurtenis of een proces dat zeer snel gebeurt, dan de beelden vertragen en analyseren. (Meestal met een snelheid tussen de 30 en 10.000 beelden per seconde. Veel van de hedendaagse high speed videocamera’s kunnen automatisch gegevens digitaliseren.

hindfootn. The two bones in the heel of your foot: the talus and calcaneus.

achtervoet. De twee botten in de hiel van de voet: de talus en calcaneus.

idiopathicn. Of unknown origin.

idiopathisch n. Van onbekende oorsprong.

infarctn. Tissue that has broken down due to obstruction of blood supply to the area.

infarct. Weefsel dat is afgebroken als gevolg van obstructie van de bloedtoevoer naar het gebied.

inferiorn. Lower down the body (in the anatomical position.)

inferieur n. Lager in het lichaam ( anatomische).

initial swingn. The period in the swing phase of the gait cycle between toe off and feet adjacent.

initiatie fase. De periode in de zwaai fase van de loopcyclus tussen teen afzet en voeten naast elkaar.

instepn. The top of your midfoot; The part of your foot above your arch.

wreef n. De bovenkant van de middenvoet; Het deel van de voet boven de boog.

intern. Between.

intern. Tussen.

internal momentn. A turning or rotating movement generated by the muscles and/or ligaments  in the vicinity of a joint.

inwendige rotatie n. Een draaiende of roterende beweging gegenereerd door de spieren en / of pezen in de nabijheid van een gewricht.

inversionn. The turning inward of the sole of your foot during supination.

inversie. Het naar binnen keren van de zool van de voet tijdens supinatie.

isometric contractionn. A muscle contraction in which a muscle develops tension but remains the same length..

isometrische contractie. Een spiercontractie waarbij een spier spanning ontwikkelt maar dezelfde lengte blijft.

jointn. A connection of two bones.

gewricht. Een verbinding van twee botten.

jumpv. Leaping to vertically displace the body.  Jumping generates landing forces greater than seven times your body weight.

springen v. Een beweging om verticaal het lichaam te verplaatsen. Springen genereert landingskrachten die zeven keer groter zijn dan het lichaamsgewicht.

kinematicsn. Studying your body in motion.

kinematica en. Bestuderen van je lichaam in beweging.

last n. 1. The template or model upon which footwear is built.

leest. 1. De sjabloon of model waarop schoeisel is opgebouwd.

last n. 2. The interior shape of either the shell or the liner of a ski boot.

leest. 2. De inwendige vorm van de schaal of de inliner van een skischoen.

latentn. Hidden.

latent. Verborgen.

lateraln. Away from the midline of the body.

lateraal n. Weg van de middellijn van het lichaam. Buitenzijde.

lateral supportn. The degree to which footwear resists bending side to side.  Also called “lateral flex.” Lateral support provides stability during aggressive maneuvers, cutting,  pivoting, and high speed skiing.

laterale steun, zijdelingse steun n. De mate waarin schoeisel bestand is tegen buigen van links naar rechts. Ook wel “laterale flex. ‘Lateral support zorgt voor stabiliteit tijdens agressieve manoeuvres, snijden, draaien, en hoge snelheid skiën.

ligamentn. A tough band of relatively inelastic fibrous tissue that connects bones or supports organs.

ligament n. Een stugge band van relatief inelastisch vezelig weefsel dat de botten verbindt of organen ondersteunt.

line of gravityn. A vertical line downwards from your center of gravity.

lijn van de zwaartekracht. Een verticale lijn naar beneden vanuit het lichaamzwaartepunt.

line of progressionn. The straight line corresponding to the average path taken by the body in walking.

lijn van progressie n. De rechte lijn die overeenkomt met de gemiddelde weg die door het lichaam lopen.

linern. The cushioned inner boot.

inliner n. De gepolsterde binnen schoen.

loading responsen. The period in the stance phase of the gait cycle between initial contact and opposite toe off.

belasting respons n. De periode in de standfase van de loopcyclus tussen het eerste contact en de teen afzet.

locomotion n. Movement.  How you move.

motoriek en. Beweging. Hoe je beweegt.

lordosisn. A forward curvature of the spine that causes concavity of the lumbar region of the back.

lordose en. Een voorwaartse kromming van de ruggengraat die een uitholling van de lumbale regio van de rug veroorzaakt.

lower motor neuronn. Nerve fiber producing muscular contraction, running from the spinal cord to the muscle.

lagere motor neuron en. zenuw vezel die spiersamentrekking produceren, deze lopen van het ruggenmerg naar de spieren

malleolus n. The round protruding bone on either side of your ankle.

malleolus. De uitstekende botten aan weerszijden van de enkel.

markern.  A visible coordinate placed on your body in a predetermined, consistent manner that is used to derive position and measure attributes, such as pronation and supination. Typically a small sphere covered in reflective tape.

marker n. Een zichtbare object geplaatst op het lichaam in een vooraf bepaalde consistente wijze die wordt gebruikt voor het bepalen van positie en het meten van kenmerken, zoals pronatie en supinatie. Een typisch klein punt bedekt met reflecterende tape.

materials testingn. Processes used to determine a material’s mechanical properties under highly constrained experimental circumstances.  A material’s response to test conditions is measured during either single-trial or cyclical tests.

materialen testen n. Processen die gebruikt worden om de mechanische eigenschappen van een materiaal te bepalen onder zeer beperkte experimentele omstandigheden. reactie van een materiaal op testomstandigheden wordt gemeten tijdens zowel single-proef of cyclische testen.

medial n. Middle. Towards the midline of your body.

mediaal en. Midden. In de richting van de middellijn van het lichaam.

metatarsaln. Of or pertaining to the bony structure in your foot just in back of your toes.

Metatarsaal. middenvoetsbeentje

metatarsalgian. One of the most commonly reported conditions in the foot. Severe pain in the forefoot beneath the back of your toes caused by nerve compression. Abnormal pronation is the most common biomechanical problem that can cause metatarsalgia. A forefoot varus prolongs the time your subtalar joint is pronating, thus causing your foot to be hypermobile during push-off.

metatarsalgie n. Een van de meest voorkomende klachten in de voet. Ernstige pijn in de voorvoet achter de tenen veroorzaakt door een beknelde zenuw. Abnormale pronatie is het meest voorkomende biomechanische probleem dat metatarsalgie kan veroorzaken. Een voorvoet varus verlengt de pronatie van het subtalaire gewricht, dit zorgt ervoor dat de voet hypermobile is tijdens de afzet.

metatarsusn. The bony structure in your foot just in back of your toes.

middenvoet n. Voetwortelbeenderen. De botstructuur in je voet net in de achter je tenen.

midfootn. The 5 tarsal bones: the navicular, cuboid, and medial, intermediate and lateral cuneiforms.

middenvoet n. Voetwortelbeenderen. De 5 tarsalia: het naviculare, cuboides, en mediale, intermediaire en laterale cuneiforms.

midsolen. The part of your shoe between its outsole and upper. This part of your shoe plays a critical role in both  shock absorption and stability.

tussenzool n. Het deel van de schoen tussen de zool en de boven schoen. Dit deel van de schoen speelt een cruciale rol bij zowel schokabsorptie en stabiliteit.

mid-stancen. The second motion (or sub-phase) in the gait cycle’s stance phase. When your foot is relatively flat on the ground, and ready to accept your body weight.

steunfase n. De tweede beweging (of sub-fase) in de voetafwikkeling standfase. De voet is relatief plat op de grond, en is klaar om uw lichaamsgewicht te accepteren.

moments of force n. Torque.  The force resulting from all muscular, ligament and frictional influences acting on a joint. An applied force that typically causes a rotation or turning effect.

momentum van kracht n. Torque. De kracht als gevolg van alle spieren, gewrichtsbanden en wrijvingskrachten die invloeden hebben op een gewricht. Een toegepaste kracht die typisch een rotatie of draai effect veroorzaakt.

motor control n. The biomechanical and neurophysiological mechanisms that control your posture, voluntary movement and skill acquisition.

motorische controle n. De biomechanische en neurofysiologische mechanismen die je houding, vrijwillige beweging en het verwerven van vaardigheden beheersen.

neuralgian. Short, stabbing pain in a nerve or along the course of a nerve. Neuralgias commonly last only a short time but recur suddenly.

neuralgie n. Kort, stekende pijn in een zenuw of langs de baan van een zenuw. Zenuwpijn duurt gewoonlijk slechts een korte tijd, maar kan plotseling en hevig optreden.

neuritisn. Inflammation of a nerve.

neuritis n. Ontsteking van een zenuw.

neuroman. – An inflammation or thickening of a nerve. Neuromas of the foot occur most frequently near the toes.  Over-pronation (rolling your foot too far to the inside) or tight fitting toe boxes are common causes of neuromas.  Over-pronation compresses your metatarsal bones.

neuroma n. – Een ontsteking of verdikking van een zenuw. Neurinomen van de voet komen het meest voor in de buurt van de tenen. Overpronatie ( het hielbeen beweegt te ver naar buiten) of te strak teen gedeelte, teen-box, zijn vaak voorkomende oorzaken van neuroma’s. Overpronatie comprimeert je middenvoetsbeentjes.

neutral position n. See subtalar neutral joint position.

neutrale positie n. Zie subtalaire gewricht in neutrale positie

noisen. Random errors which affect any form of measurement.

ruis en. Willekeurige fouten die meting beïnvloeden.

occlusionn. The act of closing.

occlusie in. De handeling van het sluiten.

optoelectronic video n. A type of analysis system that utilizes infrared sensing cameras and infrared light emitting diodes for markers. The markers are tracked and digitized in real time to provide  coordinates.

opto-elektronische video n. Een analyse systeem dat infrarood sensor camera’s en infrarood licht emitterende diodes als markers gebruikt. De markers worden gevolgd en gedigitaliseerd in real time coördinaten.

orthotic or orthosesn. A foot bed that improves your foot’s function by  supporting the ligaments and osseous (bony)  structures of your foot, and aligning your ankle in its strongest range of motion. An external support for any part of the body.

orthotic’s, orthesen, steunzolen n. Een voet bed dat de functie van je voet verbetert door het ondersteunen van de ligamenten en ossale (benige) structuren van je voet, voor het afstemmen van de enkel in zijn sterkste bereik van de beweging. Een externe ondersteuning voor een deel van het lichaam.

outer-solen. The outermost part of your shoe’s sole, that is treaded. The tread on your running shoes should enhance moving in a straight line.  The tread on your cross trainers should enhance lateral stability.

slijt zool n. Het buitenste deel van de zool van je schoen, is vaak geribbeld. Het loopvlak op uw loopschoenen moet zorgen voor verbeteren bewegen in een rechte lijn. Het loopvlak op uw crosstrainers moet zijdelingse stabiliteit te verbeteren.

over-pronationn. When your foot flattens too much.

Overpronatie  In het enkelgewricht (meer specifiek in het onderste spronggewricht) spreekt men van pronatie als de buitenrand van de voet te ver wordt opgetrokken.

peripheral nervesn. Nerves that originate in the spinal cord, as opposed to cranial nerves, that originate in the brain.

perifere zenuwen n. Zenuwen die hun oorsprong hebben in het ruggenmerg, in tegenstelling tot craniale zenuwen, die ontstaan in de hersenen.

physiology of exercise . n. The scientific investigation of human adaptations to acute or chronic exercise.  The biological and chemical investigation into neural control of the cardiovascular system and muscle fatigue.

fysiologie van de oefening. n. Het wetenschappelijk onderzoek van menselijke aanpassingen van acute of chronische oefening. Het biologische en chemische onderzoek van neurale regeling van het cardiovasculaire systeem en spiervermoeidheid.

pivotv. Quickly  swiveling or rotating. Pivoting generates significant friction against the surface on which the pivot takes place.

Hefboom, Snel draaibaar of rotatie. Een hefboom genereert aanzienlijke wrijving tegen het oppervlak waarop het scharnier plaatsvindt.

plane of progressionn. The flat, vertical plane that follows the average path taken by your body in walking or running.

plantarn. Pertaining to the sole of the foot.

plantaris n. Met betrekking tot de zool van de voet.

plantar fascian. the tough fibrous tissues that run from your calcaneus (heel) to your proximal phalanges (just before your toes.) The plantar fascia supports  your arch. Your arch is like a bow, and the plantar fascia is like the bow string.

fascia plantaris n. de stug vezelig weefsel dat loopt van het hielbeen (hiel) naar de proximale phalanges (net voor je tenen.) De fascia plantaris ondersteunt uw boog. Uw voet is als een boog, en de fascia plantaris is als de pees.

plantar fasciitisn. An inflammation, strain or tearing of the plantar fascia. Plantar fasciitis is commonly caused by improper foot alignment, improper foot support or over-pronation. Frequently seen in long distance runners. A common symptom is initial pain after arising from bed in the morning.

fasciitis plantaris n. Een ontsteking, trauma of scheur van de fascia plantaris. Fasciitis plantaris wordt vaak veroorzaakt door onjuiste voet uitlijning, onjuiste voetensteun of over pronatie. Vaak gezien bij lange afstand lopers. Een veel voorkomend symptoom is initiële pijn na opstaan uit bed in de ochtend.

plantarflexionn. Movement of your foot away from your knee.

plantairflexie in. De beweging van je voet uit de buurt van je knie. Op de tenen gaan staan. Men spreekt van plantairflexie wanneer vanuit de neutrale uitgangshouding (de anatomische houding) de voet in het enkelgewricht gestrekt wordt, oftewel neerwaarts wordt bewogen.

posteriorn. To the back of the body in the anatomical position.

posterior n. Aan de achterkant van het lichaam in de anatomische positie. Achterzijde.

pre-swingn. The period in the stance phase of the gait cycle between opposite initial contact and toe off.

pre-zwaai n. De periode in de standfase van de loopcyclus tussen tegenoverliggende eerste contact en teen afzet.

pressure soren. An ulcer. A blister that forms over an area of skin exposed to pressure sufficient enough to cut off your blood supply to that area.

decubitus, doorligwonden n. Een maagzweer. Een blaar over een gebied van de huid die zoveel druk opbouwt dat het blootgestelde gebied is afgesneden van de bloedtoevoer naar dat gebied.

pronatev. Roll downward. Rotate downward. To roll the inner edge of your foot downward so that it’s lower than the outer edge of your foot. You naturally and normally do this before pushing off the ground.

proneert v. Beweging. Rol naar beneden. Draai naar beneden. De binnenkant van de voet te rolt naar beneden, zodat de binnenzijde lager is dan de buitenste rand van de voet. Dit is natuurlijk en normaal om te doen voordat je jezelf weg duwt van de grond.

pronationn.  Also known as  dorsiflexion of the ankle joint. Pronation is the natural and necessary movement of your foot and ankle from the outside of your body to the inside. It describes how the front of your foot rolls inward just before pushing off.  Pronation describes the position of your foot when it is pointed down.  The inner side is lower than the outer side. You change this angle between the outer edge of your foot, the inner edge of your foot and the ground as you walk or run.

The process of pronation is best described with an example. As your heel strikes the ground your weight is placed mostly on the outside (outer side) of your foot.  As you roll your foot from your heel to your toe, you gradually shift your weight from the outer side of your foot to the inner side.  When your foot leaves the ground your weight is mostly on your big toe.  In between you’ve moved your weight over not just the length of your foot, but also over the width.

When you over pronate (roll your foot too far inward) or under pronate (fail to roll your foot far enough inward) you push off and propel yourself with a lot less power than you could have. Excessive pronation (too much roll or foot mobility) makes your foot unstable.  Your other muscles, tendons, ligaments and joints must compensate for this instability.  This causes sub-optimal performance and needless fatigue. It also places a great deal of stress on the surrounding ligaments and bones, as well as on your lower leg, knee, and hips. Injuries such as tendinitis and knee sprain are often the result.

The more precisely you pronate, the better you perform athletically, and the more you avoid injury. Your levels of under and over pronation can be precisely measured by drawing a line between your leg, ankle, and the heel of your foot, and measuring the angle. This angle is then compared to the “natural” or calibration angle of your normal standing state.  Pronation is usually expressed as a negative angle relative to the calibration angle.  Custom computer milled foot orthotics specific to your feet can be made to correct for your improper levels of pronation, putting you into the ideal range for pronation (outer to inner foot rotation).

pronatie n. Ook wel bekend als dorsaalflexie van het enkelgewricht. Pronatie is de natuurlijke en noodzakelijke beweging van je voet en enkel om het lichaam van de buitenkant naar de binnenkant te brengen. Het beschrijft hoe de voorkant van uw voet naar binnen rolt vlak voor het afzetten. Pronatie beschrijft de positie van je voet als naar beneden gericht. De binnenzijde is lager dan de buitenzijde. Je verandert deze hoek tussen de buitenste rand van je voet, de binnenkant van je voet en de grond als je wandelt of loopt.

Het proces van pronatie is het best beschreven met een voorbeeld. Als je hiel de grond raakt en uw gewicht wordt geplaatst vooral aan de buitenkant (buitenkant) van de voet. Als u voet rolt van hiel naar de grote teen, geleidelijk verschuift geleidelijk uw gewicht vanaf de buitenzijde van je voet naar de binnenkant. Wanneer je voet de grond verlaat is het gewicht meestal op uw grote teen. Tussendoor heb je je gewicht verplaatst niet alleen in de lengte van je voet, maar ook over de breedte.

Wanneer u over proneert (draait de voet te ver naar binnen) of onder proneert (de voet rolt niet ver genoeg naar binnen) dan zal u minder energie hebben met afzetten dan je zou kunnen hebben. Overmatige pronatie (te veel rol of voet mobiliteit) maakt je voet instabiel. Uw andere spieren, pezen, banden en gewrichten moeten compenseren voor deze instabiliteit. Hierdoor suboptimale prestaties en onnodig vermoeidheid. Tegelijkertijd worden veel spanning op de omringende ligamenten en botten, alsmede op onderbeen, knie en heup. Verwondingen zoals tendinitis en knie verstuiking zijn vaak het gevolg.

Hoe nauwkeuriger je pronatie, hoe beter je atletisch vermogen, en hoe meer je letsel kan voorkomen. De niveaus van onder en over pronatie kunnen nauwkeurig worden gemeten door een lijn tussen je benen, enkels en de hiel van je voet tekenen, en het meten van de hoek. Deze hoek wordt dan vergeleken met de modus. Pronatie wordt meestal uitgedrukt in een negatieve hoek ten opzichte van de kalibratie hoek. Aangepaste steunzolen specifiek voor uw voeten kunnen worden gemaakt om te corrigeren voor een juist niveau van pronatie, waardoor je in het ideale bereik van bewegen komt.

propulsionn. Also known as push-off. The third (and final) major motion in the gait cycle. When your foot pushes off the ground to propel you forward.

afzet, voortstuwing n. Ook wel bekend als push-off. De derde (en laatste) belangrijke beweging in de voetafwikkeling. Wanneer je voet de grond weg duwt om je voort te bewegen.

proximaln. Situated toward the point of attachment. Towards the rest of the body.

Proximaalproximus betekent dichtbij gelegen. Het lichaamsonderdeel ligt dus dichter naar het centrum van het lichaam toe dan een ander lichaamsonderdeel. Het tegenovergestelde is distaal.

Rear foot motionn. Also known as pronation and supination. The motion that is visible when observing your foot from the back when you are running or walking or swinging a club. Both excessive and inadequate rear foot motion decrease athletic performance and contribute to injuries such as Achilles tendonitis, plantar fasciitis, and patella-femoral pain.

Hielbeen beweging n. Ook bekend als pronatie en supinatie. De beweging die zichtbaar is aan de achterkant van uw voeten bij het observeren van hardlopen, wandelen of dansen in een club. Zowel overmatige en onvoldoende hielbeen beweging zorgen voor afnemen van atletische prestaties en dragen bij aan blessures zoals Achilles tendinitis, fasciitis plantaris, en patella-femorale pijn.

responsiveness n. Quickness; The speed with which footwear translates your movements to the ground or to your ski.

 responsiviteit en. snelheid; De snelheid waarmee schoeisel uw bewegingen omzet op de grond of op uw ski.

rockersn. The three mechanisms used to move the tibia forward while the foot is on the ground. Method to build a ski.

rockers en. De drie mechanismen om de tibia voorwaarts te bewegen terwijl de voet op de grond is. Bouwwijze ski.

runv. Moving in an essentially straight line. Running shoe designs should emphasize cushioning and ankle stability.  Most other sports’ shoe designs should focus on lateral support for cutting, pivoting, and jumping.

lopen v. Verplaatsen in een rechte lijn. Het ontwerp van hardloopschoen moeten demping en stabiliteit van de enkel bevatten. De “sport” schoen ontwerpen van de meeste andere sporten ‘richten’ zich op zijdelingse steun voor het glijden, zwenken, en springen.

sagittaln. From front to back.

sagittaal n. Van voor naar achter.

sagittal planen. A line that divides a body part into the right and left portions.

sagittale vlak en. Een lijn die het lichaam verdeelt in een linker en een rechter helft.

shelln. A boot’s rigid plastic outside casting.

schaal n. De harde plastic buitenkant van een skischoen.

shufflev. Laterally moving side-to-side.

schuivelen v. Zijdelings bewegen side-to-side.

single supportn. Period during the gait cycle in which only one foot is in contact with the ground;  corresponds to swing phase on the other side.

steun fase n. Periode in de loopcyclus waarbij slechts één voet in contact is met de grond; tegenovergestelde fase is zwaaien of slingeren met de andere zijde of kant.

socklinern. The liner inside footwear that usually provides some minimal arch support and shock absorption.

binnenschoen of inliner n. De voering aan de binnenkant van schoeisel dat meestal een minimale ondersteuning van de voetboog en schokdemping geeft.

soft tissuen. – Muscles, tendons and ligaments.

zacht weefsel -. spieren, pezen en ligamenten.

spasticityn. The involuntary resistance of muscles to being stretched.

spasticiteit. De onwillekeurige weerstand van spieren uitgerekt.

sports medicine. The investigation of habitual exercise’s effects on health and disease. The study of musculoskeletal tolerance to exercise.

sportgeneeskunde. Het onderzoek naar de effecten gewone oefening op gezondheid en ziekte. De studie van het bewegingsapparaat tolerantie op oefenen.

stabilityn. 1. The degree to which your foot can maintain balance, particularly during excessive supination and excessive pronation.

stabiliteit n. 1. De mate waarin je voet balans kan houden, met name tijdens overmatige supinatie en overmatige pronatie.

stabilityn. 2.The ability of footwear to maintain stableness relative to forces and loads.  The ability of a boot to maintain control of the ski, relative to higher speeds, turns, and skiing in difficult snow.

stabiliteit n. 2.Het vermogen van schoeisel om weerstand ten opzichte van krachten en belastingen te behouden. Het vermogen van een skischoen om de controle over een ski te hebben, met hoge snelheden, bochten, en skiën in lastige sneeuw.

stancen. The position of your body while standing. The relative position of your feet. When skiing this is your position in the boot with your knees comfortably bent and your weight distributed evenly over the balls and heels of your feet.

houding n. De positie van je lichaam tijdens het staan. De relatieve positie van je voeten. Tijdens het skiën is dit uw positie in de skischoen met je knieën comfortabel gebogen en uw gewicht gelijkmatig verdeeld over de bal ( MTP-1) en hak van de voeten.

stance phasen. –The second major phase of the gait cycle. The contact phase of the gait cycle.  The phase in the gait cycle when your foot is in contact with the ground.

steunfase n. -De Tweede belangrijke fase van de loopcyclus. De contact fase van de loopcyclus. De fase in de cyclus van lopen wanneer je voet in contact is met de grond.

stepn. The advancement of a single foot.

stap n. De voortgang van een voet.

step lengthn. The distance one foot moves ahead of the other foot during the gait cycle.

stap lengte n. De afstand van een voet verplaatsing t.o.v. de andere voet tijdens de voetafwikkeling.

striden. The advancement of both feet (one step by each side of your body.)

schrijden n. De voortgang van beide voeten (stap voor stap). Waardig lopen.

stride cycle n.Your complete range of motion during walking or running. Your stride begins when your heel first touches the ground. Your stride continues through liftoff, and ends when your foot contacts the ground again.

stride cyclus n. De complete beweging tijdens het wandelen of hardlopen. De pas begint wanneer uw hiel het eerst de grond raakt. De pas gaat door na afzet en eindigt wanneer je voet de grond opnieuw raakt.

stride lengthn. The distance either foot moves forward during the gait cycle.

paslengte n. De paslengte is de afstand tussen twee voetafdrukken van hetzelfde been.

subcutaneousn. Beneath the skin.

Subutaan n. onder de huid

subject testingn. Processes used to determine a device’s or material’s effect upon your performance. Processes used to determine an element’s  interaction with your body.

produkt testen n. Processen die gebruikt worden voor het bepalen of een apparaat of materialen effect heeft op uw prestaties. Processen die worden gebruikt om de interactie van een element vast te stellen op het lichaam.

sublaxationn. Partial dislocation of a joint. The action where a joint’s surfaces move in and out of correct alignment.

subluxatie. Gedeeltelijke dislocatie van een gewricht. De actie waarbij gewrichtsoppervlakken verplaatsen en niet in de juiste uitlijning staan.

subtalar joint (talocalcaneal joint) n. The joint that lies just below your ankle joint. The joint that lies between the talus above and and calcaneus (heel bone) below. The subtalar joint permits abduction and adduction (valgus/ varus motion) of the hindfoot. At the subtalar joint large numbers of ligaments join the talus and the calcaneous to each other and to all the adjacent bones.

subtalaire gewricht (talocalcaneale gewricht) n. Het onderste spronggewricht dat ligt net onder je enkelgewricht. Het gewricht dat ligt tussen de talus (sprongbeen) boven en calcaneus (hielbeen) onder. Het subtalaire gewricht laat buigingen toe van abductie en adductie (valgus / varus beweging) van de achtervoet. Bij het subtalaire gewricht komen grote aantallen ligamenten samen en sluiten de talus en calcaneus aan op alle aangrenzende botten.

subtalar neutral joint positionn. The optimally aligned position of your foot and ankle when the bones of your lower extremity, as opposed to your ligaments and tendons, are fully supporting your weight. The most efficient position of your foot and ankle in your body’s most perfectly aligned stance. The position of your foot in the midstance of the gait cycle (when your foot is relatively flat on the ground and ready to accept your full weight.)  The position of your foot when it is neither pronated nor supinated, and therefore causes no compensatory movements in your lower kinetic chain. The position of your foot where the talus is congruent with the navicular. The position of your foot where fully rotating (supinating) your foot out angles (inverts) your heel bone (calcaneus) twice as many degrees as fully rotating (pronating) your foot in (eversion.)

subtalaire gewricht in neutrale positie n. De optimaal uitgelijnde positie van uw voet en enkel waarbij de botten van uw onderste ledematen, in samenwerking met de ligamenten en pezen, een volledige ondersteuning geven van uw gewicht. De meest efficiënte positie van uw voet en enkel in de meeste perfect uitgelijnde houding van uw lichaam. De positie van je voet in de midstance van de loopcyclus (als de voet relatief plat op de grond is en klaar is om uw volle gewicht te accepteren.) De positie van de voet als deze noch pronated noch gesupineerd is, en dus geen compenserende bewegingen veroorzaakt in je lagere kinetische keten. De positie van je voet waar de talus is congruent met de naviculaire. De positie van je voet, waar bij de volledige rotatie (supinatie) uitslag van uw voet hoeken (inverts) ten opzichte van uw hielbeen (calcaneus) twee keer zoveel graden is als volledig indraaiende (pronating) voet (eversie.)

superficialn. Close to the surface.

oppervlakkig n. Dicht bij het oppervlak.

superiorn. Higher up the body (in the anatomical position.)

superieur. Hoger op het lichaam (in de anatomische positie.)

supinatev. Roll upward. Rotate upward. To roll the inner edge of your foot upward so that it is higher than the outer edge of your foot.  You naturally do this before your heel strikes the ground.

supineren of. Omhoog rollen. Omhoog draaien. De binnenkant van je voet rolt naar boven, zodat deze hoger is dan de buitenste rand van de voet. Men doet dit natuurlijk voordat de hiel de grond raakt. De term supinatie/supineren is één van de termen die binnen de functionele anatomie gebruikt wordt om een beweging in een gewricht te beschrijven. Supinatie wordt gebruikt om bewegingen in de onderarm en het enkelgewricht te beschrijven. In de onderarm spreekt men van supinatie wanneer vanuit een geproneerde houding (dat is als met de armen langs het lichaam de handpalm naar achter is gedraaid) de handpalm naar voren wordt gedraaid. Tijdens deze beweging draait de radius en komt daarbij langs de ulna te liggen. In het enkelgewricht (meer specifiek in het onderste spronggewricht) spreekt men van supinatie als de binnenrand van de voet wordt opgetrokken. In beide gevallen is pronatie het tegen over gestelde van supinatie.

supination n.The opposite of Pronation. Supination describes the position of your foot when it’s pointed up.  The inner side is higher than the outer side. The turning inward of the sole of your foot (inversion) and movement of your foot toward the midline of your body (adduction.) Supination is the process of rolling your foot from the inner side to the outer side.

Supination is best explained with an example. Your foot just left the ground on its way up. Before your foot comes down again you’re going to change the side to side angle of your foot so that the mid to outer part of your heel can absorb your step.

When you under supinate (fail to roll your foot far enough outward), you land on the inside of your foot (flat-footed.)  This provides inadequate stability and causes your ensuing push-off to be weak because the foot is not rigid enough.  When you over supinate (roll your foot too far outward), you land too far to the outside of your heel.  This provides inadequate shock absorption.

The more precisely you supinate, the better you perform athletically, and the more you avoid injury. Your levels of under and over supination can be precisely measured by drawing a line between your leg, ankle, and the heel of your foot. This angle is then compared to your “natural” or calibration angle at normal standing state. Supination is usually expressed as a positive angle relative to your calibration angle. Custom computer milled foot orthotics specific to your feet can be made to correct for your improper levels of supination, putting you into the ideal range for supination (inner to outer foot rotation.)

supinatie n. Het tegenovergestelde van Pronatie. Supinatie beschrijft de positie van je voet als deze wordt opgetrokken. De binnenzijde is hoger dan de buitenzijde. Het draaien naar binnen van de zool van je voet (inversie) en de beweging van je voet in de richting van de middellijn van het lichaam (adductie.) Supinatie is het proces van rollen van uw voet van de binnenzijde naar de buitenzijde.

Supinatie is het beste uitgelegd met een voorbeeld. Je voet verlaat de grond op de weg omhoog. Voordat de voet weer naar beneden, kantel je de hoek van de voet naar de buitenzijde, zodat het midden van het buitenste deel van je hiel de landing kan absorberen.

Wanneer men onvoldoende supineert (de voet rolt niet ver genoeg naar buiten), dan land men op de binnenkant van de voet (plat voeten.) Dit zorgt voor onvoldoende stabiliteit en zorgt ervoor dat de daarop volgende push-off te zwak is, omdat de voet niet stijf genoeg is. Wanneer men over supineert ( men draait de voet te ver naar buiten), dan land men aan de buitenkant van de hiel. Dit biedt onvoldoende schokdemping.

Hoe nauwkeuriger men supineert, hoe beter het atletisch vermogen en men kan veel letsel voorkomen. De niveaus van onder en boven supinatie kunnen nauwkeurig worden gemeten door een lijn te trekken tussen uw benen, enkels en de hiel van je voet. Deze hoek wordt dan vergeleken met een “natuurlijke” of kalibratie hoek bij een normale status. Supinatie wordt meestal uitgedrukt als een positieve hoek ten opzichte van de kalibratie hoek. Aangepaste computer gefreesde steunzolen kunnen specifiek voor uw voeten worden gemaakt om te corrigeren voor onjuist niveaus van supinatie, zodat men in het ideale bereik voor supinatie komt (binnen naar buiten voet rotatie.)

supinen. Lying on the back.

liggend n. Liggend op de rug.

support momentn.   A representation of the total limb pattern used to push away from the ground.  An integrated view of your pattern of movement that sums the movements of your ankle, knee, and hip.

steunfase n. Een weergave patroon van alle ledematen die worden gebruikt voor de afzet. Een geïntegreerd overzicht van het bewegingspatroon van de enkel, knie en heup.

swing phasen. – The non-contact phase of the gait cycle after your foot has pushed off.  The phase in the gait cycle when your foot is swinging through the air.

zwaaifase n. – De non-contact fase van de loopcyclus nadat men de voet afzet. De fase in de cyclus lopen wanneer men de voet door de lucht slingert.

swing time n. The duration of the swing phase, between toe off and initial contact.

zwaai tijd n. De tijdsduur van de zwaai fase, van teen afzet tot het eerste contact.

tarsusn. The collection of bones in your foot that enter into your ankle joint.

Tarsus De voet is verdeeld in 3 anatomische gebieden; tarsus, metatarsus en phalanges. De voet bestaat uit vele kleine beenderdelen, die met elkaar articuleren maar vooral ook stevig onderling zijn verbonden. De voet is door zijn bouw niet alleen stevig maar toch ook enig sinds buigzaam. De voet dient ter ondersteuning van het lichaam en werkt als hefboom om het lichaam te verplaatsen tijdens het lopen.

tendonn. A white fibrous cord that connects muscle to bone.

pees Een wit vezelachtig snoer dat een spier aansluit op het bot

terminal swingn. The period in the swing phase of the gait cycle between when your shin bone is vertical and your heel strikes the ground.

terminal swing n. De periode in de zwaai fase van de loopcyclus waarop het scheenbeen verticaal is en je hiel de grond raakt.

three dimensional analysisn. The recording and analysis of motion in three dimensions through the use of two or more cameras or sensors that measure three perpendicular axes.

driedimensionale analysen. De registratie en analyse van beweging in drie dimensies door het gebruik van twee of meer camera’s of sensoren die drie loodrechte assen meten.

tibian. Your shin bone. The main bone that runs between your knee and ankle.

tibia in. Uw scheenbeen. Het belangrijkste bot dat loopt tussen je knie en enkel.

tibia verticaln. An event in the swing phase of the gait cycle in which your shin bone passes through the vertical in moving from behind the body to in front of the body.

tibia verticaal in. Een gebeurtenis in de zwaaifase van de loopcyclus waarin het scheenbeen de verticale lijn van achter het lichaam naar voor het lichaam passeert.

toe boxn. The very front of a shoe, boot liner, or boot shell.

teen box n. De voorkant van een schoen, inliner, of skischoen.

toe dragn. Failure to clear the ground with the toes during the swing phase of the gait cycle.

toe inn. The angle measured between your foot and your line of progression, where your toes are inclined towards your body.

toe offn. An event in the gait cycle when the foot (normally the toe) leaves the ground. Marks the transition from the stance phase to the swing phase.

toe outn. The angle measured between your foot and your line of progression, where your toes are inclined away from your body.

toestriken. Making initial contact with the toes, rather than the heel or flat foot (normally seen during sprinting.)

tonen. The degree to which a muscle resists attempts to stretch it. High tone is present in spasticity.

torque n. Moments of force resulting from all muscular, ligament and frictional influences acting on a joint.

transverse plane n. The plane that divides a body part into upper and lower portions.

ulcer n. A loss of covering skin or epithelium.

uppern. The uppermost part of the footwear that encompasses the laces.

upper motor neuronn. Nerve fiber producing muscular contraction, running from the brain to the spinal cord, where it connects with lower motor neurons.

valgusn. Joint angulation with the further part sloping away from your body’s  midline.

varusn. Joint angulation with the further part sloping towards your body’s midline.

ventraln. Pertaining to the front of the body, or the front surface.

video analysisn. Digitizing then analyzing selected relevant points from a film or video.  In analyzing pronation or supination the points that make up the angle between your leg, ankle and foot are measured and selectively analyzed.

walking basen. The side-to-side distance between the paths taken by your two feet